Zou het waar zijn dat ie me kent?
Dat ie het weet en niet vergeet
Zo af en toe te komen
Vanmiddag misschien
Zodat we elkaar weer eventjes
Zullen zien
Hij woont niet hier
Hij woont niet daar
Daar waar de wind waait
Daar gaat hij naar
Kent geen bezwaren
Heeft amper een doel
Hij volgt gewoon z’n eigen gevoel
Hij kijkt op
En ik kijk om
Hij kijkt me aan
En ik blijf staan
Daar is ie weer die ouwe kerel
Denkt m’n vriendje de Merel
Kennelijk vind ie net reuze fijn
Zo nu en dan is eventjes hier te zijn
Hij zit dan op ‘t stoepje
Vlak voor het raam
Met zijn twinkelende oogjes
Staart hij me aan
Alsof hij zeggen wil;
Ik weet wie jij bent
Heb je van het begin af aan
In alles herkent
Ik zoek je op
Zodat je weet
Dst ik je nooit meer vergeet
En oh…
Is het niet raar dat ik denk dat die merel
Mijn vader in de hemel is
En als ik me niet vergis
Laat hij me weten dat het goed met hem gaat
Dat hij zo vrij is als een vogel
En dat de hemel echt bestaat
Kleine vriend
Het moet gezegd
Ben zowaar al aan je gehecht
Kijk al weer uit
Naar de volgende keer
Kom je morgen
Kom je morgen
Merel kom je morgen weer
Hé merel
Kom je morgen weer?
Dan zet ik vast een bakje water voor je klaar
